Abortus is niet langer opgenomen in het Strafwetboek, maar is nu ondergebracht in een specifieke wet. Abortus die niet voldoet aan de wettelijke voorwaarden blijft strafbaar, zij het niet meer volgens het Strafwetboek, maar conform de wet van 15 oktober 2018 betreffende de vrijwillige zwangerschapsafbreking. Deze wet leidde tot de opheffing van de artikelen 350 en 351 van het Strafwetboek, alsmede tot wijzigingen in de artikelen 352 en 383 van datzelfde Wetboek, naast aanpassingen van verschillende andere wetsbepalingen. Deze veranderingen werden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 29 oktober 2018 en traden in werking op 8 november 2018.
Voorheen stond artikel 350 van het Strafwetboek bekend om het strafbaar stellen van vruchtafdrijving, zelfs met toestemming van de vrouw, met straffen variërend van drie maanden tot een jaar gevangenisstraf en een geldboete van honderd euro tot vijfhonderd euro. Dit werd beschouwd als een schending van de familiaire orde en de openbare zedelijkheid. Vrouwen zelf werden gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot een jaar en een geldboete van vijftig euro tot tweehonderd euro.
In 1990 werd door de wet van 3 april een uitzondering ingevoerd onder bepaalde wettelijke voorwaarden, waarbij abortus niet meer strafbaar was. De wet van 15 oktober 2018 heeft echter de artikelen 350 en 351 van het Strafwetboek opgeheven, waardoor abortus niet langer strafbaar is volgens dit Wetboek. Hiermee werd de beschrijving van abortus onder wettelijke voorwaarden als een noodsituatie beëindigd, en in plaats daarvan wordt abortus onder wettelijke voorwaarden beschouwd als het recht van de zwangere vrouw.
In de praktijk zijn er waarschijnlijk weinig veranderingen. Zwangerschapsafbreking blijft mogelijk tot maximaal de twaalfde week na de bevruchting. Net als voorheen moet de arts de vrouw informeren over de medische risico’s van de ingreep en haar wijzen op verschillende mogelijkheden voor de opvang van haar kind. De arts moet er ook zeker van zijn dat de vrouw vastbesloten is om haar zwangerschap te laten afbreken.
De verplichte bedenktijd van zes dagen na het eerste consult blijft van kracht, tenzij er een dringende medische reden is om de zwangerschapsafbreking te versnellen. Na de twaalfde week na de bevruchting kan een zwangerschap alleen vrijwillig worden afgebroken in twee gevallen: bij ernstig gevaar voor de gezondheid van de vrouw of in geval van uiterst zware ongeneeslijke aandoening bij het kind.
Het is belangrijk op te merken dat geen enkele medische professional kan worden gedwongen om medewerking te verlenen aan een zwangerschapsafbreking. Als een arts weigert, moet hij de vrouw informeren en haar doorverwijzen naar een andere arts, een centrum voor zwangerschapsafbreking of een ziekenhuisdienst waar ze een nieuw verzoek kan indienen. Het medisch dossier wordt dan doorgegeven aan de nieuwe arts.
Elke zwangerschapsafbreking buiten dit nieuwe wettelijke kader wordt strafrechtelijk vervolgd, zonder veranderingen in de geldende straffen. Bovendien zijn er nu ook straffen voor degenen die proberen een vrouw de toegang tot een instelling voor abortus te ontzeggen, met gevangenisstraffen variërend van drie maanden tot een jaar en geldboetes van honderd euro tot vijfhonderd euro.